Перевод: с французского на нидерландский

с нидерландского на французский

С нидерландского на:
Французский
С французского на:
Нидерландский

elkaar bevallen

Толкование Перевод

1 convenir

convenir [kõvnier]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈+ à; + avoir〉 passen (bij) ⇒ geschikt zijn (voor), gepast zijn (voor)

2 〈+ à; + avoir〉 bevallen ⇒ aanstaan, schikken, passen

3 〈+ de; + avoir, formeel + être〉 toegeven ⇒ erkennen, bekennen

4 〈+ de〉't eens zijn, worden (over) ⇒ overeenkomen, afspreken, besluiten

♦voorbeelden:

1    la date qui conviendrait le mieux • de meest geschikte datum

〈 onpersoonlijk〉 il convient que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het past, is raadzaam dat

il convient de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het past dat

2    si cela vous convient • als dat u schikt

3    j'ai eu tort, j'en conviens • ik heb ongelijk gehad, ik geef 't toe

4    il a été convenu que • men heeft besloten dat

II se convenir 〈 wederkerend werkwoord〉

1 bij elkaar passen ⇒ elkaar bevallen

1. v
(à)

1) passen (bij)

2) bevallen, aanstaan, passen
2. convenir (de)
v

(à)

1) toegeven, erkennen

2) overeenkomen (te), besluiten
3. se convenir
v

(à) bij elkaar passen

Dictionnaire français-néerlandais > convenir
2 revenir

revenir [rəvnier]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 terugkomen (in, uit, op) ⇒ terugkeren (naar), opnieuw plaatsvinden

2 terugkomen (op) ⇒ zijn mening herzien, terugkomen (van)

3 terugkomen (bij) ⇒ te binnen schieten, invallen

4 〈+ de〉 terugkomen (tot) ⇒ bekomen (van), herstellen (van)

5 toekomen (aan) ⇒ ten deel vallen, ten goede komen (aan)

6 neerkomen (op) ⇒ kosten

7 oprispingen veroorzaken 〈 van voedsel〉 ⇒ in de keel opstijgen

8 〈 informeel〉 bevallen

9 spoken

♦voorbeelden:

1    j'en reviens toujours là • daar kom ik maar steeds weer op terug

n'y revenez pas • doe dat niet nog een keer 〈 waarschuwing〉

revenir à soi • (weer) bijkomen

revenir à ses études • zijn studie weer opvatten

revenir de l'école • uit school komen

je reviens de le voir • ik heb hem zojuist gezien

revenir sur ses pas • op zijn schreden terugkeren 〈 ook figuurlijk〉

2    il n'y a pas à y revenir • daar valt niet aan te tornen

revenir d' une erreur • van een dwaling terugkomen

être revenu de tout • van alles zijn bekomst hebben

3    ça me revient • het begint mij te dagen

4    n'en pas revenir • stomverbaasd zijn

revenir de loin • oog in oog met de dood gestaan hebben, ver heen geweest zijn

revenir de ses craintes • zijn angsten te boven komen

je n'en reviens pas de voir ses progrès • ik ben stomverbaasd over zijn vorderingen

  → charge

5    revenir cher • duur zijn

6    cela vous revient à quinze francs • dat kost alles bij elkaar vijftien frank

〈 onpersoonlijk〉 il me revient vingt francs • ik krijg nog twintig frank

¶    〈 culinaria〉 faire revenir • fruiten, (aan)braden

II s'en revenir 〈 wederkerend werkwoord〉〈 formeel〉

1 terugkomen

v

1) terugkomen, terugkeren

2) terugkomen (op)

3) te binnen schieten

4) bekomen (van)

5) ten deel vallen

6) kosten

7) in de keel opstijgen

8) bevallen

Dictionnaire français-néerlandais > revenir
3 déplaire

déplaire [deepler]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 tegenstaan ⇒ niet aanstaan

2 ergeren ⇒ hinderen

♦voorbeelden:

1 〈 onpersoonlijk〉 il me déplaît de • het staat me tegen om

〈+ aanvoegende wijs〉 il me déplaît que • ik vind het vervelend dat

cela ne me déplairait pas • dat zou ik best willen

II se déplaire 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich niet thuis voelen ⇒ niet kunnen aarden, niet gedijen

2 een hekel aan elkaar hebben

1. v
1) tegenstaan, niet bevallen

2) ergeren
2. se déplaire
v

1) zich niet thuis voelen

2) hekel aan elkaar hebben

Dictionnaire français-néerlandais > déplaire
4 plaire

plaire [pler]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 bevallen ⇒ aanstaan, in de smaak vallen, believen

♦voorbeelden:

1    désir de plaire • behaagzucht

le film a plu • de film is een succes

un homme qui plaît • een innemende man

〈 onpersoonlijk〉 il me plaît de voyager • ik houd van reizen, ik reis graag

faites ce qu'il vous plaira • doe wat u wilt

plaît-il? • wat blief?, pardon?

plaise à Dieu, aux dieux, au ciel • God geve dat

à Dieu ne plaise qu'il revienne • God moge verhoeden dat hij terugkomt

il me plaît qu' il le fasse • ik vind het prettig dat hij het doet

s' il vous plaît • alstublieft 〈 beleefdheidsformule bij vraag, raad, bevel〉

s' il vous plaît! • let wel

〈 België〉 s'il vous plaît • alstublieft 〈 als men iets aangeeft〉

  → avril

II se plaire 〈 wederkerend werkwoord〉

1 〈+ à〉 plezier hebben (in) ⇒ behagen scheppen (in)

2 zich graag bevinden ⇒ goed gedijen

3 met zichzelf ingenomen zijn

4 elkaar aardig vinden ⇒ zich tot elkaar aangetrokken voelen

♦voorbeelden:

2    se plaire à la campagne • graag buiten zijn

Dictionnaire français-néerlandais > plaire

См. также в других словарях:

Kathleen Aerts — bei einem Auftritt mit der Ketnetband … Deutsch Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на нидерландский

elkaar bevallen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на нидерландский

elkaar bevallen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: